Woordenboek & afkortingen

Anatomie: ontleedkunde, kennis van de bouw en samenstelling van het lichaam

Orthopedie: het specialisme dat gericht is op de behandeling van abnormaliteiten, ziekten en traumatische beschadigingen van het bewegingsapparaat

Chirurgie: heelkunde

Analgeticum: pijnstiller

Anesthesie: het ongevoelig maken (door narcose, toediening van een anestheticum of analgeticum)

Arthroplastie: zie artroplastiek

Artroplastiek: operatie ter verbetering van een misvormd gewricht

Artrose: degeneratieve gewrichtsaandoening, dit is slijtage van het gewricht door kraakbeenverlies

Degeneratie: ontaarding, slijtage

Cartilago: Kraakbeen

Kraakbeen: glad, glinsterende laag die de uiteinden van de beenderen bedekt

THP: Totale Heupprothese

Kunstheup: Totale Heupprothese

Sportheup: Wordt vaak als synoniem gebruikt voor resurfacing heupprothese. De term sportheup is echter niet goed gekozen daar men met een klassieke heupprothese ook kan sporten.

Bloedtransfusie: het geven van een hoeveelheid rode bloedcellen die zorgen voor het transport van zuurstof in het lichaam

Resurfacing: type van heupprothese waarbij in tegenstelling tot de klassieke totale heupprothese de hals van het dijbeen behouden wordt

Femur: dijbeen

Pelvis: bekken, bestaat uit 2X3 beenderen (ilium, ischium en pubis)

Ilium: darmbeen

Ischium: zitbeen

Pubis: schaambeen

Sacrum: heiligbeen

Coccyx: staartbeen

Acetabulum: heupkom

LMWH : Laag Moleculair Gewichts Heparine, spuitjes die u gedurende 6 weken krijgt in de onderhuidse vetplooi ter preventie van flebitis na een THP

Flebitis : aderontsteking met trombose als gevolg
Trombose: vorming van een bloedstolsel of bloedklonter in een bloedvat

Vene: ader

Arterie: slagader

Luxatie : ontwrichting; bij een heupluxatie komt de heupkop uit de heupkom

Infectie : besmetting met ziektekiemen van een organisme (mens); infectie ≠ ontsteking

Ziektekiemen: verzamelnaam voor bacteriën, virussen, schimmels

Bacterie: ééncellig micro-organisme ter grootte van 0,1-10µm

Virus: infectieuze biologische eenheid zonder celstructuur itt bacterie

Schimmel: organisme met cellen 10X zo groot als bacteriën

Inflammatie: ontsteking

Ontstekingsremmers: NSAID

Ontsteking: reactie van weefsel op een schadelijke prikkel, dit wordt klassiek gekenmerkt door 5 tekenen: roodheid, zwelling, warmte, pijn en gestoorde functie. Iedereen die een operatie ondergaat zal in meer of mindere mate een soort ontstekingsreactie doen als gevolg van de operatie zelf. Dit is volledig normaal en wordt behandeld met ijsapplicatie en aangepaste medicatie die u de eerste dagen na de ingreep zult krijgen om de hinder van de ontsteking tot een minimum te beperken.

NSAID : Non Steroïdal Anti Inflammatory Drug, Niet Steroïdaal Anti Inflammatoir Geneesmiddel; dit betekent dat het geneesmiddel ontstekingsremmend werkt maar niet behoort tot de cortisone familie

Cortisone: een natuurlijke stof dat in het lichaam normaal voorkomt en wordt aangemaakt door de bijnier; bestaat ook als geneesmiddel en werkt ontstekingsremmend

PAO : Para-articulaire ossificatie of beenvorming in de nabijheid van een gewricht

Epidurale (peridurale) anesthesie: gevoelloosmaking door injectie van een anestheticum in de epidurale ruimte

Epidurale ruimte: de ruimte tussen de dura mater en de wand van het wervelkanaal

Dura mater: het buitenste, harde ruggenmergvlies

Narcose : reversibele toestand van algehele verdoving en bewusteloosheid, doelbewust teweeggebracht dmv medicatie

Nausea : misselijkheid

TED kousen : Trombo Embolism Deterrent kousen, elastische kousen die in bepaalde centra gedragen worden door patiënten na een operatie ter preventie van trombose of embolie

Aseptische necrose of osteonecrose : versterf en holtevorming in beenderen zonder infectie

Osteofyt: kleine, onregelmatige botwoekering in de buurt van een gewrichtsvlak secundair op artrose

Dysplasie : abnormale ontwikkeling

Congenitale heupdysplasie: aangeboren misvorming van het heupgewricht met de neiging zich op slechte wijze te ontwikkelen

CDH: Congenital Dysplasia of the Hip

Snapping hip: heupgewricht dat een knappend geluid geeft als een pees over een botuiteinde glijdt

Infuus: intraveneuze toediening van vocht en/of medicatie, zonder andere druk dan de zwaartekracht

Intraveneus: in een vene

Haakjes: De huid wordt gesloten met haakjes die vlot verwijderd kunnen worden 14d na de ingreep

ECG: Electrocardiogram. Registratie van de elektrische aktiviteit van het hart

RX Thorax: Radiografische opname van de longen

Longembolie: het blijven steken van een embolus (bloedklonter) in een bloedvat van de longen

Recovery: ontwaakruimte waar u enkele uren na de heelkundige ingreep wordt geobserveerd alvorens terug te keren naar uw kamer

Drain of Redon: soepele plastic slang die in een operatiegebied wordt achtergelaten, met aan het andere eind een vacuümfles.

Coxarthrose: slijtage van het heupgewricht

Gewrichtskapsel: omhulsel van het gewricht

Labrum: ringvormige wal rondom de heupkom

Synovium: synoviale membraan: een vlies dat het gewrichtskapsel van binnen bekleedt, en synovia afscheidt

Synovia: gewrichtsvloeistof

Trochanter: beenuitsteeksel van het dijbeen

Revisie: heringreep

Reuma: een ontstekingachtig proces van spieren en gewrichten

Kunstpan: acetabulaire component van de heupprothese die wordt vastgeklemd in het bekken

Prothesesteel: femorale component van de heupprothese die wordt vastgeklemd in het dijbeen

Roestvrij staal:
De term staal verwijst naar een familie van legeringen die bestaan uit ijzer en koolstof. Door onder andere het koolstofgehalte te laten variëren kunnen staalsoorten met veel verschillende eigenschappen worden vervaardigd. Wanneer Chroom wordt geassocieerd in gehaltes hoger dan 12% dan verdwijnt het typische roesten en bekomt men roestvrij staal. Opnieuw zijn er verschillende soorten van roestvrij staal. Voor chirurgische implantaten gebruikt men hoofdzakelijk de 316L legering, die naast Chroom ook Nikel en Molybdeen bevat. De L betekent dat het koolstofgehalte laag wordt gehouden voor een betere weerstand tegen corrosie.

Cobalt legeringen:
In de jaren 1930 werden deze legeringen geïntroduceerd voor de vervaardiging van orthopedische implantaten omdat ze meer bestand waren tegen corrosie dan de roestvrije staalsoorten op dat ogenblik.

Titanium legering:
Een legering die sinds de jaren ’60 gebruikt wordt voor het vervaardigen van prothesemateriaal. Dit materiaal werd oorspronkelijk geïntroduceerd omdat het uitermate bestand is tegen corrosie en omdat het geen Cobalt, Chroom of Nikel bevat. Het is dus met andere woorden uitermate biocompatibel. Later werd ook nog een ander voordeel duidelijk: de stijfheid van titanium legeringen is de helft van Cr/Co legeringen of van roestvrij staal en komt dus dichter in de buurt van de stijfheid van bot. Hierdoor wordt ook het fenomeen van stress-shielding tegengegaan.

Biocompatibel: hiermee bedoelt men dat er geen afstotingsreacties zijn door het lichaam

Bioinert: hiermee bedoelt men dat er geen afstotingsreacties zijn door het lichaam

Beencement: De meest frekwente vorm is PMMA beencement. PMMA staat voor Polymethyl Methacrylaat. Dit is een polymeer met dezelfde basissamenstelling als Plexiglas. PMMA werd ontdekt als biocompatibel materiaal wanneer het plexiglas, dat werd gebruikt voor windschermen van vliegtuigen, in de ogen terecht kwam van piloten en niet zorgde voor een afweerreactie van het lichaam. De eerste toepassingen waren in de tandheelkunde. In de jaren 1960 werd het geïntroduceerd om orthopedische implantaten te fixeren in het bot. Het was vooral de orthopedisch chirurg Sir John Charnley die het gebruik van cement wereldwijd heeft bekendgemaakt.

Hoogwaardig plastiek of polyethyleen:

UHMWPE (Ultrahigh Molecular Weight PolyEthylene) is een thermoplastisch polymeer dat in grote vorm bioinert is. De medische toepassing van PE is maar een kleine fractie van de veel grotere industriële toepassing. UHMWPE werd commercieel geïintroduceerd in 1955 en voor het eerst gebruikt bij heupprothesen in 1963 en voor